Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) deed in samenwerking met het RIZIV en het Intermutualistisch Agentschap (IMA) een onderzoek naar de meerwaarde, de kosteneffectiviteit en de te verwachten budgetimpact van een verdere uitbreiding van de indicaties voor de inwendige hartdefibrillator. Het toestel wordt vaak ingeplant bij mensen die het achteraf niet nodig blijken te hebben. Het KCE berekende dat deze hartdefibrillator op langere termijn meer dan 150 miljoen euro per jaar zal kosten, bijna 1 % van het totale budget van de ziekteverzekering.
Een defibrillator is een toestel dat bij een hartstilstand een elektrische schok geeft aan het hart waardoor het opnieuw begint te werken. Vroeger bestond er alleen maar een uitwendige versie. Twee elektroden werden dan buiten op de borstkas geplaatst. Het beeld van deze uitwendige defibrillator is bij het grote publiek goed gekend uit televisieseries over spoedgevallendiensten. Het nadeel van een uitwendige defibrillator is dat hij niet altijd onmiddellijk beschikbaar is als iemand een hartstilstand krijgt.
Dat nadeel heeft de implanteerbare defibrillator (ICD) niet. Het is een miniatuurversie van het uitwendige toestel die onder de huid wordt ingeplant zoals een pacemaker. Het apparaat volgt voortdurend de hartslag en wanneer er een hartstilstand optreedt geeft het een schok en herstelt het hartritme. Sinds het einde van de jaren ’80 worden deze toestellen in België terugbetaald. Aanvankelijk werden er een 15-tal per jaar ingeplant, vandaag zijn dat er meer dan 1000 per jaar. Momenteel vragen de cardiologen een uitbreiding van de terugbetaling van de ICD.
Jaarlijks overlijden er in ons land 15.000 mensen aan een hartstilstand. Hulp komt meestal te laat. Bij mensen met groot risico op een hartstilstand kan de cardioloog preventief een ICD implanteren. Dat risico voorspellen is erg moeilijk. Het blijkt vooral te bestaan bij mensen die in het verleden een uitgebreid hartinfarct doormaakten. Dokters zijn geneigd om zekerheidshalve bij deze risicopatiënten een ICD implantatie voor te stellen. Bij de meeste van deze patiënten zal het toestel hun leven niet redden, ofwel omdat er zich nooit een plotse hartstilstand voordoet of omdat zij overlijden als gevolg van een andere oorzaak. De ICD verlaagt bij deze mensen de jaarlijkse kans op overlijden van 8% naar 6%. Dit betekent dat men bij 50 mensen een ICD moet implanteren om één jaar later het leven van één mens verlengd te hebben.
Er zijn ook nadelen verbonden aan een ICD voor de drager. Het toestel moet regelmatig gecontroleerd worden, het geeft soms onnodig schokken (bij 14% van de dragers), om de vier à vijf jaar is een vervanging nodig en er worden beperkingen opgelegd bij autorijden.
Aan dit hoogtechnologisch apparaat hangt een prijskaartje van meer dan 25 000 euro per implantatie. Deze hoge kostprijs, samen met het feit dat maar zelden een leven wordt verlengd door de werking van de ICD, maakt dat de kostprijs voor de gemeenschap hoog ligt: per gewonnen kwaliteitsvol levensjaar gemiddeld 72 000 euro. Indien wordt ingegaan op de vraag van de cardiologen zullen jaarlijks 2000 bijkomende implantaties zullen uitgevoerd worden, schat het KCE. De budgetimpact hiervan op langere termijn wordt berekend op meer dan 150 miljoen euro per jaar, bijna 1% van het totale budget van de ziekteverzekering.
Het KCE concludeert dat een eventuele uitbreiding van het gebruik van deze toestellen zou neerkomen op een niet-efficiënte besteding van publieke financiële middelen. Het aantal erkende implantatiecentra volstaat om aan de noden te voldoen. Het KCE dringt erop aan dat patiënten voor de ingreep goed worden geïnformeerd over de voordelen en nadelen van een ICD implantatie.